APT.CONF(5) | APT | APT.CONF(5) |
NAME¶
apt.conf - Configuratiebestand van APTOMSCHRIJVING¶
/etc/apt/apt.conf is het hoofdconfiguratiebestand dat gebruikt wordt door alle gereedschappen uit de gereedschappensuite van APT, maar het is bijlange na niet de enige plaats waar opties ingesteld kunnen worden. De suite gebruikt ook een gemeenschappelijke parser voor de commandoregel om zo een uniforme omgeving aan te bieden.Als een gereedschap van APT opstart, zal het de configuratiebestanden in de volgende volgorde lezen:
SYNTAXIS¶
Het configuratiebestand is opgevat als een boom met opties die gegroepeerd worden in functionele groepen. De notatie van optiespecificaties gebeurt aan de hand van dubbele dubbelpunten. APT::Get::Assume-Yes bijvoorbeeld, is een optie binnen de gereedschapsgroep APT voor het gereedschap Get. Opties worden niet overgeërfd van oudergroepen.Op het vlak van de syntaxis volgt de configuratietaal het model dat gebruikt wordt door gereedschappen als bind en dhcp. Regels die beginnen met // worden als commentaar behandeld (genegeerd) evenals alle tekst tussen /* en */ naar het voorbeeld van commentaar in C/C++. Elke regel heeft de vorm APT::Get::Assume-Yes "true";. De aanhalingstekens en de afsluitende puntkomma zijn nodig. De waarde moet op een regel staan en er wordt geen vorm van aaneenschakeling van tekenreeksen toegepast. Waarden mogen geen backslashes of extra aanhalingstekens bevatten. Optienamen worden gevormd met behulp van alfanumerieke lettertekens en de tekens "/-:._+". Een nieuw bereik wordt geopend met een accolade, op de volgende manier:
APT { Get { Assume-Yes "true"; Fix-Broken "true"; }; };
en er worden regeleinden gebruikt om de leesbaarheid te verbeteren. Men kan een lijst aanmaken door een bereik te openen dat een enkele tekenreeks bevat die tussen aanhalingstekens staat en die gevolgd wordt door een puntkomma. Men kan meerdere items opnemen die van elkaar gescheiden worden door een puntkomma.
DPkg::Pre-Install-Pkgs {"/usr/sbin/dpkg-preconfigure --apt";};
In het algemeen vormt het voorbeeldconfiguratiebestand /usr/share/doc/apt/examples/configure-index.gz een goede richtlijn voor hoe een configuratiebestand er moet uitzien.
In de namen van configuratie-items speelt het gebruik van hoofd- of kleine letters geen rol. In het voorgaande voorbeeld zou u dus ook dpkg::pre-install-pkgs kunnen gebruiken.
Als een lijst gedefinieerd wordt zijn namen voor configuratie-items optioneel, zoals hierboven in het voorbeeld DPkg::Pre-Install-Pkgs te zien is. Indien u geen naam opgeeft, zal een nieuw item gewoon een nieuwe optie toevoegen aan de lijst. Indien u wel een naam opgeeft kunt u de optie op dezelfde wijze overschrijven als om het even welke andere optie door aan de optie een nieuwe waarde toe te kennen.
Er werden twee bijzondere commando's gedefinieerd: #include (dat afgeraden wordt en niet ondersteund wordt door alternatieve toepassingen) en #clear. #include voegt het opgegeven bestand in, tenzij de bestandsnaam op een slash eindigt. In dat laatste geval wordt de hele map ingevoegd. #clear wordt gebruikt om een gedeelte van de configuratieboom te wissen. Het opgegeven element en alle eronder vallende elementen worden verwijderd. (Merk op dat ook deze regels op een puntkomma moeten eindigen).
Het commando #clear is de enige manier om een lijst of een volledig bereik te wissen. Een bereik heropenen (of de hierna beschreven syntaxis met een toegevoegde :: gebruiken) zal eerder ingevoerde items niet overschrijven. Opties kunnen enkel overschreven worden door hen een nieuwe waarde te geven - lijsten en bereiken kunnen niet overschreven worden, enkel gewist.
Alle APT-gereedschap kan overweg met de optie -o die toelaat om aan de commandoregel een willekeurige configuratierichtlijn op te geven. De syntaxis is een volledige optienaam (bijvoorbeeld APT::Get::Assume-Yes) gevolgd door een gelijkheidsteken en vervolgens de nieuwe waarde voor de optie. Om een nieuw element aan een lijst toe te voegen, voegt u aan het eind van de lijstnaam een ::. (Zoals u wellicht vermoedde, kan aan de commandoregel de bereik-syntaxis niet gebruikt worden.)
Merk op dat het toevoegen van een item aan een lijst met :: enkel werkt met een item per regel en dat u dit niet moet gebruiken in combinatie met de bereik-syntaxis (die impliciet :: toevoegt). Beide syntactische vormen combineren lokt een fout uit waarop sommige gebruikers ongelukkiglijk zullen voortbouwen: een optie met de ongewone naam "::" maar die zich voorts gedraagt als elke andere optie die een naam heeft. Dit veroorzaakt veel problemen. Vooreerst zullen gebruikers die meerdere regels in deze verkeerde syntaxis schrijven in de hoop ze aan een lijst toe te voegen, het tegenovergestelde bereiken, aangezien enkel de laatste waardetoekenning aan deze optie "::" gebruikt zal worden. Toekomstige versies van APT zullen foutmeldingen geven en ophouden met werken als ze dit foutieve gebruik tegenkomen. Gelieve voorlopig dergelijke opdrachten te corrigeren, vermits APT zich er niet expliciet over beklaagt.
DE APT-GROEP¶
Deze groep opties regelt het algemeen gedrag van APT en bevat ook de opties die alle gereedschappen gemeen hebben.Architecture
Architectures
Compressor
Build-Profiles
Default-Release
Ignore-Hold
Clean-Installed
Immediate-Configure
Een markering voor onmiddellijke configuratie wordt ook toegepast in het potentieel problematische geval van circulaire afhankelijkheden, aangezien een vereiste met de vlag 'er onmiddellijk aan voldoen' het equivalent is van een voorvereiste. In theorie laat dit APT toe om een situatie te herkennen waarin het geen onmiddellijke configuratie kan uitvoeren, zijn werkzaamheden in dat geval af te breken en de gebruiker voor te stellen om de optie tijdelijk uit te zetten zodat de operatie voortgezet kan worden. Noteer dat hier het woord "theorie" gebruikt werd. In het echte leven heeft men een dergelijk probleem slechts zelden ervaren en dan was het omdat in een niet-stabiele versie van de distributie het pakket in kwestie foutieve vereisten had of omdat het systeem zich reeds in een beschadigde toestand bevond. U zou deze optie dus niet blindweg mogen uitschakelen, omdat het hierboven beschreven scenario niet het enige probleem is dat deze optie in eerste instantie kan helpen voorkomen.
Voor u, met deze optie uitgezet, een grote operatie zoals dist-upgrade uitvoert, zou u het pakket dat APT niet onmiddellijk kan configureren, expliciet moeten proberen te installeren met install. Maar zorg er ook zeker voor om uw probleem te rapporteren aan uw distributie en aan het APT-team met de onderstaande buglink. Zo kunnen zij werken aan het verbeteren of het corrigeren van de opwaarderingsprocedure.
Force-LoopBreak
Cache-Start, Cache-Grow, Cache-Limit
Build-Essential
Get
Cache
CDROM
DE ACQUIRE-GROEP¶
De opties die tot de groep Acquire behoren, regelen het downloaden van pakketten evenals de verschillende ophaalmethodes ("acquire methods") die verantwoordelijk zijn voor het downloaden zelf (zie ook sources.list(5)).Check-Valid-Until
Max-ValidTime
Min-ValidTime
PDiffs
Er zijn ook twee subopties beschikbaar om het gebruik van PDiffs te beperken: FileLimit kan gebruikt worden om het maximum aantal PDiff-bestanden op te geven die gedownload zouden mogen worden om een bestand bij te werken. SizeLimit van zijn kant geeft aan hoe groot het percentage van alle patches samen mag zijn vergeleken met de grootte van het bestand waarop ze betrekking hebben. Indien een van beide limieten overschreden wordt, wordt het ganse bestand gedownload in plaats van de patches.
By-Hash
Queue-Mode
Retries
Source-Symlinks
http
Er staan drie configuratieopties ter beschikking om HTTP/1.1-compatibele proxy-caches te beheren. No-Cache zegt de proxy om in geen geval gebruik te maken van het in zijn cache beschikbare antwoord. Max-Age stelt de maximum toegelaten leeftijd (in seconden) in van een indexbestand in de cache van de proxy. No-Store geeft aan dat de proxy de opgevraagde archiefbestanden niet in zijn cache moet opslaan. Zo kan men voorkomen dat de cache van de proxy vervuild raakt met (grote) .deb-bestanden.
De optie timeout stelt de tijdslimiet in die gehanteerd moet worden door de timer die door deze methode gebruikt wordt. Deze waarde is zowel van toepassing op de tijdslimiet van de verbinding als op die van de data-overdracht.
De instelling Acquire::http::Pipeline-Depth kan gebruikt worden om de techniek van HTTP pipelining (RFC 2616 sectie 8.1.2.2) toe te passen. Die kan bijvoorbeeld nuttig zijn bij verbindingen met een hoge vertraging (high-latency connections). APT tracht tijdens het uitvoeren van de bewerking webservers en proxy's die zich niet correct gedragen, te ontdekken en te omzeilen, maar als u weet dat de uwe niet conform de HTTP/1.1 specificatie is, kan het werken met een pijplijn uitgezet worden door de waarde op 0 te zetten. Standaard is dit geactiveerd met de waarde 10.
Acquire::http::AllowRedirect regelt of APT eventuele omleidingen volgt. Standaard staat dit aan.
De gebruikte bandbreedte kan beperkt worden via Acquire::http::Dl-Limit dat in gehele getallen uitgedrukte waarden in kilobytes per seconde accepteert. De standaardwaarde is 0 waardoor er geen limiet ingesteld wordt en er geprobeerd wordt om alle beschikbare bandbreedte te gebruiken. Merk op dat deze optie impliciet het gelijktijdig downloaden vanaf meerdere servers uitschakelt.
Acquire::http::User-Agent kan gebruikt worden om voor User-Agent een andere waarde in te stellen om bij de http-downloadmethode te gebruiken. Sommige proxy's verlenen een cliënt enkel toegang als die een gekende identificatie gebruikt.
Acquire::http::Proxy-Auto-Detect kan gebruikt worden om een extern commando op te geven om de te gebruiken http-proxy te vinden. De eerste en enige parameter is een URI die aangeeft met welke computer contact gemaakt moet worden om computerspecifieke configuratie te kunnen gebruiken. APT verwacht dat het commando de proxy op de standaarduitvoer op één enkele regel weergeeft volgens het schema http://proxy:port/ of anders het woord DIRECT in het geval geen proxy gebruikt moet worden. Geen uitvoer geeft aan dat de generieke proxy-instellingen gebruikt moeten worden. Merk op dat geen autodetectie gebruikt zal worden voor een computer indien reeds een computerspecifieke proxyconfiguratie ingesteld werd via Acquire::http::Proxy::HOST. Raadpleeg het pakket squid-deb-proxy-client(1) voor een voorbeeldtoepassing waarin avahi gebruikt wordt. Deze optie heeft voorrang op de verouderde optienaam ProxyAutoDetect.
https
De suboptie CaInfo specificeert de plaats waar het bestand zich bevindt dat informatie bevat over vertrouwde certificaten. <host>::CaInfo is de overeenkomstige optie voor een specifieke computer. De booleaanse suboptie Verify-Peer bepaalt of het computercertificaat van de server al dan niet geverifieerd moet worden tegenover de vertrouwde certificaten. <host>::Verify-Peer is de overeenkomstige optie voor een specifieke computer. De booleaanse suboptie Verify-Host bepaalt of de computernaam van de server wel of niet geverifieerd moet worden. <host>::Verify-Host is de overeenkomstige optie voor een specifieke computer. SslCert bepaalt welk certificaat gebruikt moet worden voor de authenticatie van de cliënt. <host>::SslCert is de overeenkomstige optie voor een specifieke computer. SslKey bepaalt welke privésleutel gebruikt moet worden voor de authenticatie van de cliënt. <host>::SslKey is de overeenkomstige optie voor een specifieke computer. SslForceVersion overschrijft de standaardinstelling voor de te gebruiken versie van SSL. Het kan ofwel 'TLSv1' of 'SSLv3' als tekenreeks bevatten. <host>::SslForceVersion is de overeenkomstige optie voor een specifieke computer.
ftp
De optie timeout stelt de tijdslimiet in die gehanteerd moet worden door de timer die door deze methode gebruikt wordt. Deze waarde is zowel van toepassing op de tijdslimiet van de verbinding als op die van de data-overdracht.
Meerdere instellingen zijn beschikbaar om de passieve modus te controleren. Over het algemeen is het veilig om de passieve modus aan te laten staan. Hij werkt in praktisch elke omgeving. Toch vereisen sommige situaties het uitschakelen van de passieve modus en het gebruik in de plaats daarvan van FTP in poortmodus. Dit kan globaal gebeuren of voor verbindingen die langs een proxy passeren of voor een specifieke computer. (raadpleeg voor voorbeelden het voorbeeldconfiguratiebestand).
Het is mogelijk om proxy voor FTP over HTTP te laten verlopen door de omgevingsvariabele ftp_proxy in te stellen op een URL van het type HTTP - zie de eerdere bespreking van de http-methode voor de syntaxis. U kunt dit niet in het configuratiebestand instellen en het gebruik van FTP over HTTP wordt niet aangeraden omwille van zijn geringe efficiëntie.
De instelling ForceExtended regelt het gebruik van de RFC2428 commando's EPSV en EPRT. Standaard staat ze uitgeschakeld (ingesteld op false), hetgeen betekent dat deze commando's enkel gebruikt worden indien de controleverbinding van het type IPv6 is. Deze instelling aanzetten (instellen op true) verplicht het gebruik van deze commando's zelfs bij verbindingen van het type IPv4. Merk op dat de meeste FTP-servers RFC2428 niet ondersteunen.
cdrom
/cdrom/::Mount "foo";
binnen het cdrom-blok te plaatsen. Het is belangrijk dat ook de nakomende slash gebruikt wordt. Afkoppelingsopdrachten kunnen opgegeven worden door UMount te gebruiken.
gpgv
CompressionTypes
Acquire::CompressionTypes::FileExtension "Methodname";
Voorts kan de subgroep Order gebruikt worden om te bepalen in welke volgorde het ophaalsysteem de gecomprimeerde bestanden zal trachten te downloaden. Eerst zal het ophaalsysteem het eerste compressietype proberen en als dat mislukt het volgende uit deze lijst. Om dus een type boven een ander te laten verkiezen moet u het gewoon vooraan in de lijst plaatsen. Nog niet vermelde standaardtypes zullen impliciet aan het einde van de lijst toegevoegd worden. Zo kan bijvoorbeeld
Acquire::CompressionTypes::Order:: "gz";
gebruikt worden om met gzip gecomprimeerde bestanden te verkiezen boven alle andere formaten. Indien xz moet verkozen worden boven gzip en bzip2, moet de configuratie-instelling er als volgt uitzien:
Acquire::CompressionTypes::Order { "xz"; "gz"; };
. Het is onnodig om bz2 expliciet aan de lijst toe te voegen, aangezien het er automatisch aan toegevoegd zal worden.
Merk op dat op het ogenblik van uitvoering gekeken zal worden naar Dir::Bin::Naam-van-de-Methode. Indien deze optie ingesteld werd en ondersteuning voor dit formaat niet rechtstreeks ingebouwd is in apt, zal de methode enkel gebruikt worden indien dat bestand bestaat. Voor de methode bzip2 bijvoorbeeld, is de (ingebouwde) instelling:
Dir::Bin::bzip2 "/bin/bzip2";
. Merk ook op dat de lijstitems die aan de commandoregel opgegeven worden, toegevoegd zullen worden achteraan de lijst die in de configuratiebestanden vermeld wordt, maar voorafgaand aan de standaarditems. Om in dit geval een type boven die uit de configuratiebestanden te verkiezen, kunt u de optie rechtstreeks instellen - niet in de lijstopmaak. Dit zal de gedefinieerde lijst niet opheffen. Het zal de lijst enkel laten beginnen met dat type.
Het bijzondere type uncompressed kan gebruikt worden om voorrang te geven aan niet-gecomprimeerde bestanden. Maar u dient te weten dat de meeste archieven geen niet-gecomprimeerde bestanden aanbieden, zodat dit type grotendeels enkel bruikbaar is voor lokale spiegelservers.
GzipIndexes
Languages
De lijst bevat standaard "environment" en "en". "environment" heeft hier een speciale betekenis: op het moment van uitvoering zal het vervangen worden door de taalcodes die afgeleid worden uit de omgevingsvariabele LC_MESSAGES. Het zorgt er ook voor dat deze niet tweemaal voorkomen in de lijst. Als LC_MESSAGES op "C" ingesteld staat, wordt enkel het bestand Translation-en (als het beschikbaar is) gebruikt.Om APT te dwingen geen Translation-bestand te gebruiken, moet u de instelling Acquire::Languages=none gebruiken. Ook de code "none" is er een met een speciale betekenis. Ze zorgt ervoor dat niet verder gezocht wordt naar een passend Translation-bestand. Ze vertelt APT ook om die vertalingen wel te downloaden zonder ze effectief te gebruiken tenzij er in de omgeving talen gespecificeerd worden. Het volgende voorbeeld zal dus in de context van een Engelse lokalisatie resulteren in de volgorde "en, de" en in een Duitse lokalisatie in "de, en". Merk op dat "fr" wel gedownload wordt, maar niet gebruikt tenzij APT in de context van een Franse lokalisatie gebruikt wordt (in dat geval zou de volgorde "fr, de, en" zijn).
Acquire::Languages { "environment"; "nl"; "de"; "en"; "none"; "fr"; };
Noot: om te voorkomen dat er problemen zouden ontstaan door het feit dat APT uitgevoerd wordt in verschillende omgevingen (bijvoorbeeld door verschillende gebruikers of door andere programma's) zullen alle Translation-bestanden die te vinden zijn in /var/lib/apt/lists/ toegevoegd worden aan het eind van de lijst (na een impliciet "none").
ForceIPv4
ForceIPv6
MaxReleaseFileSize
EnableSrvRecords
AllowInsecureRepositories
AllowWeakRepositories
AllowDowngradeToInsecureRepositories
Changelogs::URI bereik
PROGRAMMASPECIFIEKE CONFIGURATIE¶
In het bijzonder omwille van de introductie van het binaire programma apt, kan het zinvol zijn om bepaalde opties enkel voor een specifiek programma in te stellen. Want zelfs opties die eruit zien alsof ze enkel betrekking hebben op een bepaald programma, zoals APT::Get::Show-Versions, hebben zowel uitwerking op apt-get als op apt.Een optie enkel instellen voor een specifiek programma kan gerealiseerd worden door die optie in te stellen binnen het bereik Binary::specifiek-programma. De optie APT::Get::Show-Versions enkel voor apt instellen, kan bijvoorbeeld gebeuren door in plaats daarvan Binary::apt::APT::Get::Show-Versions in te stellen.
Merk op dat, zoals we hogerop in het onderdeel BESCHRIJVING zagen, u geen programmaspecifieke opties kunt instellen aan de commandoregel zelf en ook niet in configuratiebestanden die via de commandoregel ingelezen worden.
MAPPEN¶
De sectie Dir::State bevat mappen die de lokale statusinformatie aanbelangen. lists is de map waarin de opgehaalde pakketlijsten geplaatst moeten worden en status is de naam van het statusbestand van dpkg(1). preferences is de naam van het preferences-bestand van APT. Dir::State bevat de standaardmap die als prefix gebruikt moet worden bij alle subitems die niet beginnen met / of ./.Dir::Cache bevat locaties die de lokale cache-informatie aanbelangen, zoals de twee pakketcaches srcpkgcache en pkgcache, alsook de plaats waarin opgehaalde archieven geplaatst worden, Dir::Cache::archives. Het aanmaken van caches kan uitgezet worden door pkgcache of srcpkgcache in te stellen op "". Dit zal het opstarten vertragen, maar schijfruimte besparen. Het valt wellicht te verkiezen de pkgcache uit te zetten eerder dan de srcpkgcache. Net zoals dit het geval is bij Dir::State ligt de standaardmap vervat in Dir::Cache.
Dir::Etc bevat de locatie van configuratiebestanden. sourcelist geeft de locatie aan van de lijst met pakketbronnen en main is het standaard configuratiebestand (een instelling die geen uitwerking heeft, tenzij ze staat in het configuratiebestand dat door APT_CONFIG) gespecificeerd wordt.
De instelling Dir::Parts leest in lexicale volgorde alle configuratiefragmenten uit de opgegeven map in. Nadien wordt het hoofdconfiguratiebestand geladen.
Naar binaire programma's wordt verwezen door Dir::Bin. Dir::Bin::Methods geeft de locatie op van de methodeverwerkers en gzip, bzip2, lzma, dpkg, apt-get dpkg-source dpkg-buildpackage and apt-cache geven de locatie van de respectieve programma's op.
Het configuratie-item RootDir heeft een speciale betekenis. Als het ingesteld werd, zullen alle paden relatief zijn ten opzichte van RootDir, zelfs paden die absoluut gespecificeerd werden. Dus als bijvoorbeeld RootDir ingesteld staat op /tmp/staging en Dir::State::status op /var/lib/dpkg/status, dan zal naar het statusbestand gezocht worden in /tmp/staging/var/lib/dpkg/status. Indien u enkel een voorvoegsel voor relatieve paden wilt instellen, gebruikt u eerder Dir.
De lijst Ignore-Files-Silently kan gebruikt worden om op te geven welke bestanden APT stilzwijgend moet negeren bij het verwerken van de fragmenten uit de mappen die fragmenten bevatten. Standaard worden bestanden die eindigen op .disabled, ~, .bak of .dpkg-[a-z]+ stilzwijgend genegeerd. Zoals bij de laatste standaardwaarde vastgesteld kan worden, kunnen deze patronen gebruik maken van de syntaxis voor reguliere expressies.
APT IN DSELECT¶
Als APT gebruikt wordt als een methode van dselect(1) sturen verschillende configuratierichtlijnen het standaardgedrag aan. Deze zijn te vinden in de sectie DSelect.Clean
options
Updateoptions
PromptAfterUpdate
HOE APT DPKG(1) AANROEPT¶
Verschillende configuratierichtlijnen regelen de manier waarop APT dpkg(1) aanroept. Deze zijn te vinden in de sectie DPkg.options
Pre-Invoke, Post-Invoke
Pre-Install-Pkgs
Versie 2 van dit protocol stuurt meer informatie naar de gevraagde bestandsindicator: een regel met de tekst VERSION 2, de configuratieruimte voor APT en een lijst van pakketacties met informatie over bestandsnaam en versie.
Elke regel met een configuratierichtlijn heeft de vorm key=value (sleutel=waarde). Bijzondere tekens (gelijkheidstekens, regeleinden, niet-afdrukbare tekens, aanhalingstekens en percenttekens in key en regeleinden, niet-afdrukbare tekens en percenttekens in value) worden met % gecodeerd. Lijsten worden voorgesteld door meerdere key::=value (sleutel::=waarde) regels met eenzelfde sleutel. De configuratiesectie eindigt met een lege regel.
In Versie 2 bestaan regels in verband met een pakketactie uit vijf velden: pakketnaam (zonder architectuuropgave, zelfs indien niet-systeemeigen), oude versie, richting van de versiewijziging (< voor opwaarderingen, > voor degradaties, = voor geen wijziging), nieuwe versie, actie. De versievelden zijn "-" voor helemaal geen versie (bijvoorbeeld wanneer een pakket voor het eerst geïnstalleerd wordt; geen versie wordt behandeld als ouder dan gelijk welke echte versie, waardoor het een opwaardering betreft, aangeduid als - < 1.23.4). Het actieveld is "**CONFIGURE**" als het pakket geconfigureerd gaat worden, "**REMOVE**" als het verwijderd gaat worden of de bestandsnaam van een .deb-bestand als het uitgepakt gaat worden.
In Versie 3 volgt na elk versieveld de architectuur van die versie, hetgeen "-" is voor geen versie, en een veld met de aanduiding van het MultiArch-type (multiarchitectuurtype) "same" (zelfde), "foreign" (niet-systeemeigen), "allowed" (toegestaan) of "none" (geen). Merk op dat "none" een incorrecte typenaam is die om redenen van compatibiliteit behouden werd. Het moet als "no" geïnteerpreteerd worden en gebruikers worden aangemoedigd om beide te ondersteunen.
De protocolversie die voor het commando cmd gebruikt moet worden, kan gekozen worden door DPkg::Tools::options::cmd::Version dienovereenkomstig in te stellen. Standaard is dit versie 1. Indien APT de gevraagde versie niet ondersteunt, zal het in de plaats daarvan de informatie weergeven volgens het protocol van de hoogste ondersteunde versie.
De bestandsindicator die gebruikt moet worden om de informatie door te sturen kan aangevraagd worden met DPkg::Tools::options::cmd::InfoFD. Dit staat standaard op 0 ingesteld, wat staat voor de standaardinvoer. Deze functionaliteit is beschikbaar sinds versie 0.9.11. Men kan nagaan of deze optie ondersteund wordt door te kijken naar de omgevingsvariabele APT_HOOK_INFO_FD die ter confirmatie het cijfer bevat dat staat voor de gebruikte bestandsindicator.
Run-Directory
Build-options
DPkg::ConfigurePending
DE OPTIES PERIODIC EN ARCHIVES¶
De optiegroepen APT::Periodic en APT::Archives configureren het gedrag van de periodieke bijwerkingen die door apt uitgevoerd worden en die door het script /usr/lib/apt/apt.systemd.daily uitgelokt worden. Raadpleeg het begin van dit script voor een beknopte documentatie over deze opties.DEBUGOPTIES¶
Als opties in de sectie Debug:: geactiveerd worden, heeft dit tot gevolg dat er met behulp van de bibliotheken van apt debug-informatie gestuurd wordt naar de standaardstroom voor foutmeldingen van het programma in kwestie, of dat bijzondere modi van dat programma aangezet worden die vooral nuttig zijn om het gedrag van apt te debuggen. De meeste van deze opties zijn niet interessant voor een gewone gebruiker. Slechts enkele kunnen dat wel zijn:Hieronder volgt een volledige lijst van de debug-opties van apt.
Debug::Acquire::cdrom
Debug::Acquire::ftp
Debug::Acquire::http
Debug::Acquire::https
Debug::Acquire::gpgv
Debug::aptcdrom
Debug::BuildDeps
Debug::Hashes
Debug::IdentCDROM
Debug::NoLocking
Debug::pkgAcquire
Debug::pkgAcquire::Auth
Debug::pkgAcquire::Diffs
Debug::pkgAcquire::RRed
Debug::pkgAcquire::Worker
Debug::pkgAutoRemove
Debug::pkgDepCache::AutoInstall
Debug::pkgDepCache::Marker
Debug::pkgDPkgPM
Debug::pkgDPkgProgressReporting
Debug::pkgOrderList
Debug::pkgPackageManager
Debug::pkgPolicy
Debug::pkgProblemResolver
Debug::pkgProblemResolver::ShowScores
Debug::sourceList
Debug::RunScripts
VOORBEELDEN¶
/usr/share/doc/apt/examples/configure-index.gz is een configuratiebestand dat voorbeeldwaarden toont voor alle mogelijke opties.BESTANDEN¶
/etc/apt/apt.conf/etc/apt/apt.conf.d/
ZIE OOK¶
apt-cache(8), apt-config(8), apt_preferences(5).BUGS¶
APT bug page[1]. If you wish to report a bug in APT, please see /usr/share/doc/debian/bug-reporting.txt or the reportbug(1) command.TRANSLATION¶
The english translation was done by John Doe <john@doe.org> in 2009, 2010 and Daniela Acme <daniela@acme.us> in 2010 together with the Debian Dummy l10n Team <debian-l10n-dummy@lists.debian.org>.Note that this translated document may contain untranslated parts. This is done on purpose, to avoid losing content when the translation is lagging behind the original content.
AUTEURS¶
Jason GunthorpeAPT team
Daniel Burrows <dburrows@debian.org>
OPMERKINGEN¶
- 1.
- APT bug page
25 november 2016 | APT 1.4.9 |