- bullseye 4.10.0-1
- bullseye-backports 4.18.1-1~bpo11+1
- testing 4.18.1-1
- unstable 4.18.1-1
FILE(1) | General Commands Manual | FILE(1) |
NAAM¶
file
— bepaal
bestand soort
SAMENVATTING¶
file
[-bcdEhiklLNnprsSvzZ0
]
[--apple
] [--exclude-quiet
]
[--extension
]
[--mime-encoding
]
[--mime-type
]
[-e
testname]
[-F
separator]
[-f
namefile]
[-m
magicfiles]
[-P
name=value] file
... file
-C
[-m
magicfiles]
file
[--help
]
BESCHRIJVING¶
Deze handleiding beschrijft versie 5.37 van de
file
opdracht.
file
test elk argument in een
poging het te classificeren. Er zijn drie testen, uitgevoerd in deze
volgorde: bestandssysteem testen, magische getal testen en taal testen. De
eerste test die
slaagt zorgt dat de bestandssoort wordt getoond.
De soort die afgedrukt wordt zal gewoonlijk
één van de woorden
text bevatten (het
bestand bevat alleen ASCII
karakters en is
waarschijnlijk veilig om te lezen op een ASCII
terminal),
executable
(het bestand bevat het resultaat van het compileren van een programma in een
vorm die begrijpelijk is voor een of andere UNIX kernel), of
data
betekenend al het andere (data is gewoonlijk “binair” of
niet-afdrukbaar). Uitzonderingen zijn algemeen bekende bestandsvormen (core
bestanden, tar archieven) waarvan bekend is dat ze binaire data bevatten.
Bij toevoegen van lokale definities aan
/etc/magic,
behoudt deze
sleutelwoorden. Mensen vertrouwen op het feit dat bij alle leesbare
bestanden in een map het woord “text” afgedrukt wordt. Doe
niet zoals Berkeley deed - veranderen van “shell commands
text” in “shell script”.
De bestandssysteem tests zijn gebaseerd op het onderzoeken van de
eindwaarde van een stat(2) systeem aanroep. Het programma
test om te zien of een bestand leeg is, of dat het een soort speciaal
bestand is. Elke bekende bestand soort die toepasselijk is op het systeem
waar u op draait (sockets, symbolische koppelingen, benoemde pijpen (FIFOs)
op systemen die dat implementeren) worden opgemerkt als ze zijn gedifinieerd
in het systeem header bestand
<sys/stat.h>
.
De magische getallen testen worden gebruikt om te testen op
bestanden met gegevens in bepaalde vaste vormen. Het meest in het oog
springende voorbeeld hiervan is een binair uitvoerbaar (gecompileerd
programma) a.out
bestand, wiens vorm gedefinieerd is
in <elf.h>
,
<a.out.h>
en mogelijk
<exec.h>
in de standaard
`include' map. Deze bestanden hebben een “magisch getal”
opgeslagen op een vaste plaats vlak na het begin van het bestand, dat het
UNIX besturingssysteem verteld dat het bestand een binair executeerbare is
en welke van verschillende soorten daarvan. Het “magisch
getal” concept wordt ook als uitbreiding hierop toegepast op data
bestanden. Elk bestand met een onveranderlijke identificatie op een kleine
vaste afstand van het begin van het bestand kan gewoonlijk beschreven worden
op deze manier. Elk bestand met een onveranderlijke identificatie op korte
vaste afstand van het begin van het bestand kan gewoonlijk op deze manier
beschreven worden. De informatie die deze bestanden identificeren wordt
gelezen van /etc/magic en het gecompileerde magisch bestand
/usr/share/file/misc/magic.mgc, of van de bestanden
in de map /usr/share/file/misc/magic indien het
gecompileerde bestand niet bestaat. Nog toegevoegd mag worden dat als
$HOME/.magic.mgc of
$HOME/.magic bestaat, dan wordt dat gebruikt boven
de magische bestanden van het systeem.
Als een argument een ASCII bestand blijkt te zijn dan probeert
file
om de taal te raden. De taal tests zoeken naar
bepaalde strings (cf names.h) die ergens in de eerste paar blokken van het
bestand kunnen voorkomen. Bijvoorbeeld het sleutelwoord “.br”
betekend hoogstwaarschijnlijk dat het bestand een “troff” (1)
invoer bestand is, net zoals het sleutelwoord “struct” een C
programma aangeeft. Deze tests zijn minder betrouwbaar dan de eerdere twee
groepen, dus worden ze als laatste uitgevoerd. De taal routines testen ook
wat andere dingen (zoals “tar” (1) archieven) en bepalen of
een onbekend bestand `ascii text' of `data' genoemd moet worden).
Zodra file
de teken set in een
tekst-bestand heeft bepaald , zal het proberen te bepalen in welke taal het
bestand is geschreven. De taal testen zoeken bepaalde teksten (zie
<names.h>
) die overal kunnen
voorkomen in de eerste blokken van een bestand. Bijvoorbeeld, het trefwoord,
.br geeft aan dat het
bestand hoogstwaarschijnlijk een troff(1) invoer bestand
is, net als het trefwoord
struct
aangeeft dat het een C programma is. Deze testen zijn minder betrouwbaar dan
de voorgaande twee groepen, daarom worden zij als laatste toegepast. De taal
test routines testen ook verschillende (zoals tar(1)
archieven, JSON files).
Elk bestand dat niet geïdentificeerd kan worden als geschreven in een van de bovengenoemde teken sets, is eenvoudig “data”.
OPTIES¶
--apple
- Zorgt dat het file commando de bestandsoort en creator code zoals gebruikt door oudere MacOS versies toont. De code bestaat uit acht letters, de eerste beschrijft de bestands soort, de laatste de creator. Deze optie werkt alleen netjes voor bestands soorten die door de apply-stijl uitvoer bepaald zijn.
-b
,--brief
- Zet geen bestandsnamen vóór uitvoerregels.
-C
,--compile
- Schrijf een magic.mgc uitvoer bestand dat een eerder ontlede versie van een magisch bestand of map bevat.
-c
,--checking-printout
- Zorgt dat een afdruk getoond wordt van de verwerkte vorm van het magische
bestand. Dit wordt normaliter gebruikt samen met de
-m
optie om een nieuw magisch bestand te debuggen voordat het geïnstalleerd wordt. -d
- Stuurt interne debug informatie naar stderr.
-E
- Bij filesysteem fouten (bestand niet gevonden, etc.) in plaats van de fout te behandelen als reguliere uitvoer zoals POSIX vereist en door te gaan, geef een fout melding en stop.
-e
,--exclude
testnaam- Sluit de test uit zoals genoemd in testnaam van de
lijst van testen gemaakt om de bestandssoort te bepalen. Valide test namen
zijn:
- apptype
EMX
applicatie type (alleen op EMX).- ascii
- Verschillende typen van tekst bestanden (deze test zal trachten de tekst codering, te raden, onafhankelijk van de instelling van de ‘encoding’ optie).
- codering
- Verschillende tekst codering voor zachte magische testen,.
- tokens
- negeren vanwege achterwaartse compatibiliteit
- cdf
- Toont details van Compound Document Files.
- compress
- Controleert, maar kijkt ook in, gecomprimeerde bestanden.
- csv
- Controleert Comma Separated Value bestanden.
- elf
- Toont ELF bestand details, mits soft magic tests zijn aangezet en de elf magic werd gevonden.
- json
- Onderzoekt JSON (RFC-7159) bestanden door ze te ontleden ten behoeve van compliance.
- soft
- Onderzoek magische bestanden,
- tar
- Onderzoekt tar bestanden door de controlesom van de 512 bytes tar kop te verifiëren. Uitsluiten van deze test kan meer gedetailleerde inhoud beschrijving op leveren door het gebruik van de soft magic methode.
- text
- Een synoniem voor ‘ascii’.
--exclude-quiet
- Zoals
--exclude
maar negeer testen waarvanfile
geen kennis heeft. Dit is bedoeld ten behoeve van compatibiliteit met oudere versies vanfile
. --uitbreiding
- Toon een slash-gescheiden lijst van valide uitbreidingen voor het gevonden bestandstype.
-F
,--separator
separator- Gebruik de opgegeven tekst als scheider tussen de bestandsnaam en het terug gegeven resultaat. Standaard: ‘:’.
-f
,--files-from
NAMENBESTAND- Lees de namen van de te onderzoeken bestanden van NAMENBESTAND (één per regel) vóór de argumenten lijst. NAMENBESTAND of tenminste één bestandsnaam argument moet aanwezig zijn; om de standaard invoer te testen, gebruik ``-'' als een bestandsnaam argument.
-h
,--no-dereference
- deze optie zorgt ervoor dat symbolische koppeling niet gevolgd worden (op
systemen die dat ondersteunen). Dat is standaard als de omgevingsvariabele
POSIXLY_CORRECT
niet is gezet. -i
,--mime
- Zorgt ervoor dat het file commando mime type teksten stuurt in plaats van de traditionele leesbare. Dus je mag schrijven ‘text/plain; charset=us-ascii’ in plaats van “ASCII text”.
--mime-type
,--mime-encoding
- Zoals
-i
, maar toon alleen de opgegeven elementen. -k
,--keep-going
- Stop niet bij de eerste overeenkomst, ga door. Volgende overeenkomsten
zullen de tekst ‘\012- ’ toegevoegd hebben. (zie de
-r
optie, ale je een nieuwe regel wenst). Het magisch patroon met de grootste sterkte (zie de-l
optie) komt eerst. -l
,--list
- Toont een lijst van patronen en hun sterkte, in dalende volgorde
gesorteerd door magic(5) sterkte die wordt gebruikte om
de overeenkomst te zoeken (zie ook de
-k
optie). -L
,--dereference
- Deze optie zorgt ervoor dat symbolische koppelingen worden gevolgd, net
als dezelfde optie voor ls(1) (op systemen die
symbolische koppelingen ondersteunen). Dit is de standaard als de
omgevingsvariabele
POSIXLY_CORRECT
werd gezet. -m
,--magic-file
LIJST- Geef een alternatieve lijst van bestandsnamen of mappen op die magische getallen bevatten. Dit kan een enkel bestand zijn, of een dubbelepunten gescheiden lijst van bestanden. Als een gecompileerd magisch bestand werd gevonden langs een bestand of map, dan wordt dit gebruikt.
-N
,--no-pad
- Vul bestandsnamen niet aan zodat die passen in de uitvoer.
-n
,--no-buffer
- Dwing doorspoelen van standaard uitvoer na het onderzoeken van elk bestand. Dit is alleen zinvol als een lijst bestanden wordt onderzocht. Het is bedoeld om door programma's gebruikt te worden wanneer ze de bestands-soort uitvoer van een pijp willen.
-p
,--preserve-date
- Op systemen die utime(3) of utimes(2)
ondersteunen, probeer om de toegangstijd van geanalyseerde bestanden te
bewaren, op te doen alsof
file
ze nooit heeft gelezen. -P
,--parameter
naam=waarde- Stel parameter limieten in.
Naam Standaard Verklaring bytes
1048576 maximum aantal bytes om te lezen van een bestand elf_notes
256 max ELF notes verwerkt elf_phnum
2048 max ELF programma secties verwerkt elf_shnum
32768 max ELF secties verwerkt indir
50 recursie limiet voor het indirecte magisch getal indir
50 gebruiksteller voor naam/gebruik magisch getal regex
8192 lengte limiet voor zoeken van regex -r
,--raw
- Vertaal niet-afdrukbare tekens naar \ooo. Normaal zal
file
niet-afdrukbare tekens in hun octale representatie tonen. -s
,--special-files
- Gewoonlijk probeert
file
alleen bestanden te lezen om het soort te bepalen voor bestanden die stat(2) als gewone bestanden rapporteert. Dit voorkomt problemen omdat lezen van speciale bestanden vreemde consequenties kan hebben. Het opgeven van de-s
optie zorgt datfile
ook de argumenten leest die blok- of karakter-speciale bestanden zijn. Dit is zinvol om het bestand systeem type van de gegevens in de schijf partities te bepalen, die blok-speciale bestanden zijn. Deze optie zorgt datfile
de bestandsgrootte zoals gegeven door stat(2) negeert omdat dat op sommige systemen nul rapporteert voor ruwe schijf partities. -S
,--no-sandbox
- Op systemen waar libseccomp
(https://github.com/seccomp/libseccomp)
beschikbaar is, zal de
-S
vlag sandboxing uitschakelen die standaard is ingeschakeld. Deze optie is nodig alsfile
externe uitpak programma´s nodig heeft, m.a.w. wanneer de-z
optie werd opgegeven en de ingebouwde uitpakkers niet beschikbaar zijn. Op systemen waar sandboxing niet beschikbaar is, heeft deze optie geen effect.Note: Deze Debian versie van file was gebouwd zonder seccomp ondersteuning, daarom heeft deze optie geen effect.
-v
,--version
- Toon de versie van het programma en stop.
-z
,--uncompress
- Probeer in gecomprimeerde bestanden te kijken.
-Z
,--uncompress-noreport
- Probeer in gecomprimeerde bestanden te kijken, maar rapporteer alleen informatie over de inhoud niet over de compressie.
-0
,--print0
- Geef een nul-teken ‘\0’ na de bestandsnaam. Vriendelijk voor
cut(1) de uitvoer. Dit heeft geen invloed op de
scheider, die wordt nog afgedrukt.
Als deze optie meerdere malen herhaald wordt, dan toont
file
alleen de bestandsnaam gevolgd door een nul, gevolgd door een beschrijving (of FOUT: tekst) gevolgd door een tweede nul voor elk item. --help
- Een hulptekst tonen en stoppen.
OMGEVING¶
De omgevingsvariabele MAGIC
kan gebruikt
worden om het standaard magische getallen bestand te zetten. Als deze
variabele is gezet dan zal file
niet proberen om
$HOME/.magic te openen. file
voegt “.mgc” toe aan de variabele
indien toepasbaar. De omgevingsvariabele
POSIXLY_CORRECT
bepaald (op systemen die symbolische
koppelingen ondersteunen), of file
probeert om
symbolische koppelingen te volgen of niet. Als file
is gezet dan worden symbolische koppelingen gevolgd, anders niet. Dit wordt
mede bepaald door de -L
en
-h
opties.
BESTANDEN¶
- /usr/share/misc/magic.mgc
- Standaard lijst magische getallen.
- /usr/share/misc/magic
- Map waar de standaard magische getal bestanden staan.
EIND WAARDE¶
file
stopt met 0
als de operatie succesvol was of >0
als een fout
is opgetreden. De volgende codes zorgen voor diagnostische berichten, maar
hebben geen invloed op de stop code (zoals POSIX vereist), behalve als
-E
werd opgegeven:
- Bestand niet gevonden
- Geen rechten om het bestand te lezen
- Het soort van het bestand kon niet worden bepaald
VOORBEELDEN¶
$ file bestand.c bestand /dev/{wd0a,hda} bestand.c: C program text bestand: ELF 32-bit LSB executable, Intel 80386, version 1 (SYSV), dynamically linked (uses shared libs), stripped /dev/wd0a: block special (0/0) /dev/hda: block special (3/0) $ file -s /dev/wd0{b,d} /dev/wd0b: data /dev/wd0d: x86 boot sector $ file -s /dev/hda{,1,2,3,4,5,6,7,8,9,10} /dev/hda: x86 boot sector /dev/hda1: Linux/i386 ext2 filesystem /dev/hda2: x86 boot sector /dev/hda3: x86 boot sector, extended partition table /dev/hda4: Linux/i386 ext2 filesystem /dev/hda5: Linux/i386 swap file /dev/hda6: Linux/i386 swap file /dev/hda7: Linux/i386 swap file /dev/hda8: Linux/i386 swap file /dev/hda9: empty /dev/hda10: empty $ file -i bestand.c bestand /dev/{wd0a,hda} bestand.c: text/x-c bestand: application/x-executable /dev/hda: application/x-not-regular-file /dev/wd0a: application/x-not-regular-file
ZIE OOK¶
VOLDOET AAN¶
Men denkt dat dit programma de System V Interface Definitie van FILE(CMD) overstijgt, voor zover dat te bepalen is uit de vage taal daarin. Zijn gedrag is voor het grootste gedeelte overeenkomstig met het System V programma met dezelfde naam. Deze versie kent echter meer magie, dus zal het in veel gevallen vaak andere (hoewel meer precieze) uitvoer produceren .
Het enige echte verschil tussen deze versie en System V is dat deze versie witruimte als een begrenzer behandeld, zodat spaties in patroon-strings geëscape't moeten worden. Bijvoorbeeld:
>10 string language impress (imPRESS data)
in een bestaand magisch bestand zou veranderd moeten worden in
>10 string language\ impress (imPRESS data)
Als toevoeging, in deze versie, als een patroon tekst een backslash bevat, dan moet deze ge-escaped worden. Bijvoorbeeld
0 string \begindata Andrew Toolkit document
in een bestaand magisch bestand zou veranderd moeten worden in
0 string \\begindata Andrew Toolkit document
SunOS uitgave 3.2 en later van Sun Microsystems heeft een
file
opdracht afgeleid van die van System V, maar
met enige uitbreidingen. Mijn versie verschilt weinig van die van Sun. Het
heeft de ‘&’ operator uitbreiding, gebruikt als in
bijvoorbeeld:
>16 long&0x7fffffff >0 not stripped
BEVEILIGING¶
Op systemen waar libseccomp
(https://github.com/seccomp/libseccomp) beschikbaar
is, zal file
de systeem aanroepen beperken tot
alleen die die nodig zijn voor correcte werking van het programma. Deze
beperking heeft geen veiligheidsvoordeel wanneer
file
gevraagd wordt om invoer bestanden uit te
pakken met een extern programma met de -z
optie. Om
het uitvoeren van een extern uitpak programma mogelijk te maken, moet het
sandboxen uitschakeld worden met de -S
vlag.
MAGISCHE MAP¶
De magische bestand-items zijn verzameld van verschillende bronnen, vooral USENET, en aangereikt door verschillende auteurs. Christos Zoulas (adres onder) ontvangt aanvullingen of bijgewerkte magische bestand-items. Een consolidatie van magische bestand-items zal periodiek verspreidt worden.
De volgorde van inzendingen in de magic file is bepalend. Afhankelijk van welk systeem je gebruikt kan de aangebrachte volgorde foutief zijn.
GESCHIEDENIS¶
Er was een file
opdracht in elke
UNIX
sinds tenminste "Research Version 4"
(handleiding dateert van november 1973). De System V versie introduceerde
één belangrijke grote verandering: de externe lijst met
magische getallen soorten. Dit maakte het programma iets langzamer maar
maakte het veel flexibeler.
Dit op System V versie gebaseerde programma werd geschreven door Ian Darwin ⟨ian@darwinsys.com⟩ zonder naar iemands anders broncode te kijken.
John Gilmore bewerkte de code uitgebreid en maakte het beter dan de eerste versie. Geoff Collyer vond verschillende onhandigheden en leverde enkele magische bestand-ingangen. Het programma heeft zich sindsdien continue ontwikkeld. Veranderd door Rob McMahon, ⟨cudcv@warwick.ac.uk⟩, 1989.
Aangepast door Guy Harris, ⟨guy@netapp.com⟩, 1993.
Veranderingen door Ian Darwin en verschillende auteurs waaronder Christos Zoulas ⟨christos@astron.com⟩, 1990-1999.
Gewijzigd door Chris Lowth ⟨chris@lowth.com⟩, 2000:
zorg dat de -i
optie mime type teksten maakt,
gebruik een alternatief magisch bestand en interne logica.
Gewijzigd door Eric Fischer ⟨enf@pobox.com⟩, juli, 2000, identificeert teken codes en een poging om talen van niet-ASCII bestanden te identificeren.
Gewijzigd door Reuben Thomas ⟨rrt@sc3d.org⟩, 2007-2011, om MIME support te verbeteren, voeg MIME en niet-MIME magie samen, ondersteuning mappen, als ook magische bestanden, los bugs op, verbeter veel magic, verbeter het bouw systeem, verbeter de documentatie, en herschrijf de Python bindings in pure Python.
De lijst met bijdragers aan de ‘magic’ map (magische bestanden) is te lang om hier op te nemen. Je weet wie je bent, dank je wel! Veel namen van bijdragers zijn opgenomen in de bron bestanden.
WETTELIJK BERICHT¶
Copyright (c) Ian F. Darwin, Toronto, Canada, 1986-1999. Gedekt door de het standaard Berkeley Software Distribution copyright; zie het bestand COPYING in de bron distributie.
De bestanden tar.h en is_tar.c zijn geschreven door John Gildmore voor zijn public-domain tar(1) programma, en zijn geen onderdeel van bovenstaande licentie.
BUGS¶
Rapporteer bugs en stuur patches naar de bugtracker op https://bugs.astron.com/ of de mailing lijst op ⟨file@astron.com⟩ (bezoek https://mailman.astron.com/mailman/listinfo/file eerst om je te abonneren).
TODO¶
Verbeter de uitvoer zodat de testen voor MIME en APPLE vlaggen onnodig zijn op veel plekken, en de uitvoer alleen op één plek wordt gedaan. Nu is een ontwerp nodig. Suggestie: plaats mogelijke uitvoer in een lijst, selecteer vervolgens de laatst geplaatste (beter, je hoopt) waarde aan het einde, of gebruik een standaard indien de lijst leeg is. Dit zou de evaluatie niet moeten vertragen.
De afhandeling van MAGIC_CONTINUE
en
afdrukken van \012- tussen items is onhandig en gecompliceerd;
herstructureer en centraliseer.
Enkele van de codering logica is vast opgenomen in encoding.c en kan worden verplaatst naar de magische bestanden indien we een !:charset annotatie hadden
Ga door met oplossen van alle magische bugs. Zie Debian BTS voor een goede bron.
Bewaar willekeurige lange teksten, bijvoorbeeld voor %s patronen, opdat die getoond kunnen worden. Lost Debian bug 271672 op. Dit kan gedaan door het toekennen van teksten in een tekst-vat, en het bewaren van het tekst-vat aan het einde van het magisch bestand en het omzetten van alle tekst wijzers naar de relatieve of van het tekst-vat.
Voeg syntaxis toe voor relatieve plaatse na het huidige niveau (Debian bug #466037).
Activeer bestand -ki, m.a.w. geef meerdere MIMI typen.
Voeg een zip bibliotheek toe zodat we kunnen kijken in Office2007 documenten om meer details van hun inhoud te kunnen zien.
Voeg een optie toe om URL´s te tonen van de bron van de bestands omschrijvingen.
Het combinatie script zoekt en voegt een manier toe om executable namen naar MIME types te laten wijzen (b.v. maak een magisch getal voor !:mime dat er voor zorgt dat de resulterende tekst kan worden gezocht in een tabel). Dit voorkomt dat we hetzelfde magisch getal meerdere malen moeten toevoegen voor elke nieuwe hash-bang vertaler.
Als een bestand omschrijving bestaat, dan slaan we over en passen de buffer aan in plaats van het onhandige buffer beheer dat we nu toepassen.
Gebruik “name” om “use” om te controleren op consistentie bij het compileren (duplicaat “name”, “use” wijzend naar ongedefinieerd “name” ). Maak “name” / “use” efficiënter door een gesorteerde lijst van namen te bewaren. Speciaal-geval ^ om endianness om te draaien in de ontleder zodat het niet ge-escaped moet worden, documenteer dit.
Zodra de intern in het bestand opgegeven plaats de buffer grootte
overschrijd ( HOWMANY
variabele in file.h), zoeken
we niet tot die plaats, maar stoppen we. Het zou beter zijn als buffer
beheer was gedaan als de bestand beschrijving beschikbaar was. We moeten
voorzichtig zijn want dit betreft prestaties (en dus veiligheid
overwegingen).
BESCHIKBAARHEID¶
U kunt de laatste versie van de originele auteur verkrijgen via anonymous FTP op ftp.astron.com in de map /pub/file/file-X.YZ.tar.gz.
VERTALING¶
De Nederlandse vertaling van deze handleiding is geschreven door Jos Boersema <joshb@xs4all.nl>, Mario Blättermann <mario.blaettermann@gmail.com> en Luc Castermans <luc.castermans@gmail.com>
Deze vertaling is vrije documentatie; lees de GNU General Public License Version 3 of later over de Copyright-voorwaarden. Er is geen AANSPRAKELIJKHEID.
Indien U fouten in de vertaling van deze handleiding zou vinden, stuur een e-mail naar debian-l10n-dutch@lists.debian.org
Juni 2015 | Debian |